De standaard etiketteringsvoorschriften zijn te vinden in artikel 17 en bijlage I (sectie 1.2) van de CLP-verordening. Artikel 17 specificeert welke informatie op het etiket moet staan, terwijl bijlage I, sectie 1.2.1.3, de minimale afmetingen voor etiketten en gevarenpictogrammen vaststelt. Echter, er zijn situaties waarin afwijken van deze eisen is toegestaan, zoals beschreven in artikel 23. Deze afwijkingen gelden voor:

  • Verplaatsbare gasflessen,

  • Gasflessen specifiek voor propaan, butaan of vloeibaar petroleumgas,

  • Aërosolen en houders met een vaste verstuiver met stoffen die als gevaarlijk bij aspiratie zijn ingedeeld,

  • Metalen in massieve vorm, legeringen en mengsels die polymeren of elastomeren bevatten,

  • Ontplofbare stoffen,

  • Stoffen die als bijtend voor metalen zijn ingedeeld, maar niet voor huidcorrosie of ernstig oogletsel.

De specifieke etiketteringsvoorschriften voor deze gevallen staan in bijlage 1, sectie 1.3 van de CLP-verordening.

Artikel 29 introduceert nog twee andere typen uitzonderingen, die verder zijn uitgewerkt in CLP bijlage I onder punt 1.5:

  • De eerste uitzondering betreft kleine of vreemd gevormde verpakkingen waarop niet alle verplichte talen geplaatst kunnen worden die nodig zijn voor een bepaalde lidstaat. Onder bepaalde voorwaarden zijn alternatieven mogelijk, zoals een uitvouwetiket, wat beschreven staat in bijlage I, punt 1.5.1.

  • De tweede uitzondering gaat over verpakkingen van maximaal 125 ml. In dit geval kunnen onder voorwaarden bepaalde etiketteringsonderdelen worden weggelaten, zoals toegelicht in bijlage I, punt 1.5.2.

Voor meer gedetailleerde informatie wordt verwezen naar § 5 van het “richtsnoer voor etikettering en verpakking”.