Een VIB is vereist voor producten die gevaarlijke stoffen bevatten, zoals gespecificeerd in artikel 31 van de REACH-verordening. Dit is specifiek van toepassing in de volgende gevallen:
• Een stof of mengsel voldoet aan de criteria voor indeling als gevaarlijk volgens Verordening (EG) nr. 1272/2008.
• De stof is geclassificeerd als persistent, bioaccumulerend en toxisch (PBT), of persistent, mobiel en toxisch (PMT), of zeer persistent en sterk bioaccumulerend (vPvB), of zeer persistent en zeer mobiel (vPvM).
• De stof wordt om een andere reden als een zeer zorgwekkende zorg beschouwd en staat op de kandidaatslijst.
Het is ook nodig om een VIB te verstrekken wanneer een mengsel niet geclassificeerd is als gevaarlijk maar wel:
• In een concentratie van ≥ 0,1 gewichtsprocent voor niet-gasvormige mengsels (of ≥ 0,2 volumeprocent voor gasvormige mengsels) ten minste één gevaarlijke stof bevat.
• Een stof bevat die kankerverwekkend (categorie 2), giftig voor de voortplanting (categorie 1A, 1B en 2), huidgevoelig (categorie 1), of PBT, PMT, vPvB, vPvM is, of om een andere reden op de kandidaatslijst als SVHC staat, in een concentratie van ≥ 0,1 gewichtsprocent voor niet-gasvormige mengsels.
• Een stof bevat waarvoor in de gemeenschap blootstellingsgrenzen op het werk zijn vastgesteld.
In de volgende gevallen hoeft een VIB hoeft niet meegeleverd te worden:
• Bij producten voor het grotere publiek die voldoende informatie bevatten voor de bescherming van de gezondheid en het milieu. Het VIB moet echter geleverd worden op verzoek van een downstreamgebruiker of distributeur.
Zie voor meer informatie de veelgestelde vraag: “Moet ik een veiligheidsinformatieblad (VIB) verstrekken als ik een stof of mengsel lever dat aan consumenten wordt verkocht?”.
• Voor geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik binnen het bereik van Verordening (EG) nr. 726/2004 en Richtlijnen 2001/82/EG en 2001/83/EG.
• Voor cosmetische producten, gedefinieerd in Richtlijn 76/768/EEG.
• Voor medische hulpmiddelen die in direct contact komen met het lichaam, mits er gelijkwaardige voorschriften zijn voor de indeling en kenmerking van gevaarlijke stoffen.
• in levensmiddelen of veevoeder overeenkomstig Verordening (EG) nr. 178/2002, mede bij gebruik:
• als levensmiddelenadditief in voor menselijke voeding bestemde waren die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 89/107/EEG vallen;
• als aroma in levensmiddelen die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 88/388/EEG en Beschikking 1999/217/EG vallen;
• als toevoegingsmiddel voor diervoeding die binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1831/2003 valt;
• in diervoeding die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 82/471/EEG valt.